In de GGZ

Over stigma

Een psychische aandoening treft bijna de helft van de Nederlanders ooit in zijn of haar leven. Denk bijvoorbeeld aan borderline, depressie, angststoornis of autisme. Toch rust hierop nog een groot taboe. Ook is discriminatie aan de orde en bestaan er veel vooroordelen over mensen met een psychische aandoening. We noemen dit stigma.

Stigmatisering is een proces waarin een groep personen negatief wordt gelabeld, veroordeeld en uitgesloten. Dit gebeurt op grond van gemeenschappelijke, afwijkende kenmerken en/of gedragingen die angst of afkeer oproepen. Degenen met de psychische aandoening worden hiervoor verantwoordelijk gehouden. Vaak is sprake van overdrijving.

Ook wordt het gedrag
van één of enkele individuen
representatief geacht
voor de hele groep

SOORTEN STIGMA

Stigma is een krachtig negatief sociaal stempel. Het beïnvloedt de manier waarop mensen zichzelf zien en worden gezien, ingrijpend. We maken onderscheid tussen zelfstigma, publiek, structureel en associatief stigma.

ZELFSTIGMA

Zelfstigma noemen we ook wel geïnternaliseerd stigma. Ga je je ‘label’ als belangrijk onderdeel van je identiteit zien, dan treedt er zelfstigma op. Je gelooft dan dat de heersende negatieve beelden en vooroordelen kloppen. En dat ze op jou van toepassing zijn. Bijna de helft van de mensen met een psychische aandoening heeft te maken met zelfstigma.

PUBLIEK STIGMA

Publiek stigma is stigmatisering vanuit de maatschappij. Het gaat hierbij om opvattingen die mensen in de samenleving hebben. Bijvoorbeeld dat mensen met een psychische kwetsbaarheid minder competent of labiel zijn. Dit kan zich uiten in een afstandelijke houding. Zoals (ex-)patiënten liever niet als vriend(in), partner, buur of werknemer hebben.

De media spelen een belangrijke rol bij het ontstaan en in stand houden van het publiek stigma. Kranten, websites en films zetten mensen met een psychische aandoening soms neer als onberekenbaar en gevaarlijk.

STRUCTUREEL STIGMA

Structureel stigma is het stigmatiserende effect van bepaalde wetten, regels en procedures. Denk aan verzekeraars die mensen met een psychische aandoening discrimineren. De invoering van een extra eigen bijdrage voor ggz-behandeling. Of de bepalingen rond autorijden bij bepaalde diagnoses. Ook een sollicitatieprocedures kan een stigmatiserend effect hebben. Stel, je moet je activiteiten van de afgelopen jaren in je cv zetten: wat doe je dan als je lang ziek bent geweest?

ASSOCIATIEF STIGMA

Als naaste van iemand met een psychische aandoening kun je te maken hebben met associatief stigma. Als ‘partner’ van kun je merken dat de omgeving jou ook uit de weg gaat. Of als ‘dochter van’ houd je de psychische aandoening van je moeder liever geheim. Sommige naasten voelen zich uitgesloten, worden verantwoordelijk gesteld, niet serieus genomen, of ervaren onbegrip voor de tijdrovende mantelzorg.